De muziektent van Aardenburg werd opgericht in 1909. Zij is de op een na oudste van de streek. Alleen die van IJzendijke is ouder (1898, herbouwd in 1989) is ouder. Dat de muziektent is gebouwd is weinig minder dan een klein wonder. Zij werd namelijk het onderwerp van een typisch staaltje dorpspolitiek, compleet met verdraaiingen, verdachtmakingen en verwijten.
De hoofdrolspelers
De strijd ging vooral tussen wethouder De Glopper en raadslid (en alleskunner) Vorsterman van Oyen. De verschillen tussen beiden – in leeftijd, blikveld, temperament en opvattingen – konden bijna niet groter zijn. Je zou bijna zeggen dat hun karakters tot uiting kwamen in hun voor- en achternamen.
Jan de Glopper was in 1908 (toen de strijd losbarstte) 55 jaar en arts. Hij had een ietwat bedaagd, rechtlijnig karakter en zijn perspectief beperkte zich grotendeels tot het lokale.vooral een lokaal blikveld. George Auguste Vorsterman van Oyen was twintig jaar ouder, oud-hoofdonderwijzer en een man met een veelheid aan functies en interesses. Hij had uitgesproken liberale opvattingen (liberaal wilde toen zeggen politiek vooruitstrevend) en radp van tong. Hij had het geschopt tot provinciaal Statenlid en zou zelfs lid van de Tweede Kamer worden. Vorsterman genoot – op zowel politiek als cultureel en economisch gebied – met andere woorden een provinciale en zelfs landelijke bekendheid.
Discussies op straat
De strijd begon in 1908 toen de Koninklijke Muzieksociëteit Aardenburgsche Fanfaren bij de gemeente Aardenburg een garantiesubsidie indiende voor de bouw van een zogeheten “muziektempel” op de Markt. Kosten f 2300,–. De tent werd direct onderwerp van een heftige controverse en “levendige” discussies. Op straat, in cafés en in elk huisgezin werd er over gesproken. Iedereen had er een ondubbelzinnige mening over.
Tegenstanders vonden het weggooien van geld. Dat kon beter besteed worden aan andere, minder “wufte”, veel serieuzere zaken, zoals herbestrating, herstel raadhuis en het onderwijs. Voorstanders wezen erop dat de fanfare geen geschikte ruimte voor concertuitvoeringen had en de tent een waardevolle bijdrage zouden kunnen leveren aan het culturele leven en de “volksontwikkeling”.
Discussies in de raad
Wethouder De Glopper domineerde het college en werd woordvoerder van de tegenstanders. Vorsterman van Oyen, bestuurslid van de KMAF en mede-indiener van de subsidie-aanvraag, was uiteraard voor. Het hoogtepunt van de discussies vond plaats in een raadsvergadering van 29 oktober. Het college ontraadde de subsidie. Argumenten: niet nodig, potverterenweggooien van geld, andere uitgaven waren dringender nodig. Van Oyen was het hier resoluut niet mee oneens en hield een lang betoog. Hij stelde een afschrijving in 24 jaar voor van f 125,–. Op een gemeentebudget van f 18.000,– een peulenschil. De tent zou, net als die van IJzendijke, een sieraad worden voor de markt. Hij duldde geen uitstel.
De Glopper diende zijn tegenstander van repliek en wees nog eens op het belang van zuinigheid. De bouw ging het de financiële draagvlak van de gemeente te boven. Belastingverhogen zou het gevolg zijn. Gezondheidszorg en noodzakelijk onderhoud zouden er onder leiden. De vergelijking met IJzendijke vond hij ongepast: ‘In een gemeente waar moord, diefstal en brandstichting voorkomen, kan men niet bepaald zeggen dat muziek veredelt’. Vorsterman van Oyen antwoordde dat de wethouder zich schuldig maakte aan belachelijke overdrijving. De opmerkingen over IJzendijke noemde hij onbehoorlijk, onbetamelijk, onfatsoenlijk.
Stemming
Na nog wat heen en weer gesteek, geteut en gesteggel, eiste Van Oijen beslissing door stemming. Vier raadsleden bleken voor, drie tegen (inclusief de beide wethouders). En hoewel het geëmmer over plaats, uitvoering, hoogte van de kosten en dergelijke nog lang niet over was, was daarmee wel definitief bepaald dat de muziekkiosk er zou komen. Een jaar later was de bouw voltooid en kon het nieuwe bouwsel – ondanks enkele zure gezichten – feestelijk geopend worden. In de 105 jaar daarna werden er vele concerten georganiseerd.
De hoofdrolspelers
De strijd ging vooral tussen wethouder De Glopper en raadslid (en alleskunner) Vorsterman van Oyen. De verschillen tussen beiden – in leeftijd, blikveld, temperament en opvattingen – konden bijna niet groter zijn. Je zou bijna zeggen dat hun karakters tot uiting kwamen in hun voor- en achternamen.
Jan de Glopper was in 1908 (toen de strijd losbarstte) 55 jaar en arts. Hij had een ietwat bedaagd, rechtlijnig karakter en zijn perspectief beperkte zich grotendeels tot het lokale.vooral een lokaal blikveld. George Auguste Vorsterman van Oyen was twintig jaar ouder, oud-hoofdonderwijzer en een man met een veelheid aan functies en interesses. Hij had uitgesproken liberale opvattingen (liberaal wilde toen zeggen politiek vooruitstrevend) en radp van tong. Hij had het geschopt tot provinciaal Statenlid en zou zelfs lid van de Tweede Kamer worden. Vorsterman genoot – op zowel politiek als cultureel en economisch gebied – met andere woorden een provinciale en zelfs landelijke bekendheid.
Discussies op straat
De strijd begon in 1908 toen de Koninklijke Muzieksociëteit Aardenburgsche Fanfaren bij de gemeente Aardenburg een garantiesubsidie indiende voor de bouw van een zogeheten “muziektempel” op de Markt. Kosten f 2300,–. De tent werd direct onderwerp van een heftige controverse en “levendige” discussies. Op straat, in cafés en in elk huisgezin werd er over gesproken. Iedereen had er een ondubbelzinnige mening over.
Tegenstanders vonden het weggooien van geld. Dat kon beter besteed worden aan andere, minder “wufte”, veel serieuzere zaken, zoals herbestrating, herstel raadhuis en het onderwijs. Voorstanders wezen erop dat de fanfare geen geschikte ruimte voor concertuitvoeringen had en de tent een waardevolle bijdrage zouden kunnen leveren aan het culturele leven en de “volksontwikkeling”.
Discussies in de raad
Wethouder De Glopper domineerde het college en werd woordvoerder van de tegenstanders. Vorsterman van Oyen, bestuurslid van de KMAF en mede-indiener van de subsidie-aanvraag, was uiteraard voor. Het hoogtepunt van de discussies vond plaats in een raadsvergadering van 29 oktober. Het college ontraadde de subsidie. Argumenten: niet nodig, potverterenweggooien van geld, andere uitgaven waren dringender nodig. Van Oyen was het hier resoluut niet mee oneens en hield een lang betoog. Hij stelde een afschrijving in 24 jaar voor van f 125,–. Op een gemeentebudget van f 18.000,– een peulenschil. De tent zou, net als die van IJzendijke, een sieraad worden voor de markt. Hij duldde geen uitstel.
De Glopper diende zijn tegenstander van repliek en wees nog eens op het belang van zuinigheid. De bouw ging het de financiële draagvlak van de gemeente te boven. Belastingverhogen zou het gevolg zijn. Gezondheidszorg en noodzakelijk onderhoud zouden er onder leiden. De vergelijking met IJzendijke vond hij ongepast: ‘In een gemeente waar moord, diefstal en brandstichting voorkomen, kan men niet bepaald zeggen dat muziek veredelt’. Vorsterman van Oyen antwoordde dat de wethouder zich schuldig maakte aan belachelijke overdrijving. De opmerkingen over IJzendijke noemde hij onbehoorlijk, onbetamelijk, onfatsoenlijk.
Stemming
Na nog wat heen en weer gesteek, geteut en gesteggel, eiste Van Oijen beslissing door stemming. Vier raadsleden bleken voor, drie tegen (inclusief de beide wethouders). En hoewel het geëmmer over plaats, uitvoering, hoogte van de kosten en dergelijke nog lang niet over was, was daarmee wel definitief bepaald dat de muziekkiosk er zou komen. Een jaar later was de bouw voltooid en kon het nieuwe bouwsel – ondanks enkele zure gezichten – feestelijk geopend worden. In de 105 jaar daarna werden er vele concerten georganiseerd.